De Body Mass Index wordt gebruikt om te meten of iemand over- of ondergewicht heeft. De Body Mass Index wordt ook wel afgekort als BMI. Bij de Body Mass Index wordt de lengte vergeleken met het gewicht. Met deze twee variabelen kan de Body Mass Index berekend worden. Aan de hand van het resultaat kunnen uitspraken gedaan worden over het gewicht. Met de BMI berekening kun je zien of je een goed gewicht hebt, te zwaar of te licht bent. De BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lengte in meters.
Het resultaat van de BMI berekening hoort vervolgens in één van de volgende groepen:
- minder dan 18,5: er is sprake van ondergewicht.
- 18,5 t/m 24,9: er is een gezond gewicht.
- 25 t/m 29,9: er is sprake van matig overgewicht.
- meer dan 30: er is sprake van ernstig overgewicht of obesitas.
De BMI berekening is niet van toepassing op bepaalde groepen. Dit zijn jongeren, ouderen en fanatieke sporters. Bij jongeren en ouderen verandert het lichaam veel waardoor de berekening niet altijd correct uitvalt. De BMI berekening neemt spiermassa niet mee in het resultaat. Iemand met veel spiermassa kan weinig vet hebben maar toch een hoog BMI resultaat behalen. De berekening is hierdoor niet correct voor fanatieke sporters.
